2 december 2012

De hygiëne theorie



Ons immuunsysteem heeft zich in de loop van tien duizenden jaren ontwikkeld tot wat het nu is. Ongetwijfeld heeft hier het principe van ‘survival of the fittest’ een belangrijke rol in gespeeld.

Het is wetenschappers opgevallen dat in de ontwikkelde wereld de laatste decennia er een forse toename wordt geconstateerd van immuunsysteem-gerelateerde ziektes. In 1989 publiceerde David Strachan in de British Medical Journal een artikel waarin hij als eerste de vraag stelde of de stijging van gevallen van onder meer eczeem, hooikoorts en astma kon worden verklaard door dat kinderen minder geconfronteerd werden met bacteriën en allergenen door de verbeterde hygiënische omstandigheden. Dit was de geboorte van de hygiëne theorie en sindsdien is dit onderwerp geweest van vele studies.

Tja, er valt natuurlijk wat voor te zeggen. Pas vanaf het begin van de 20e eeuw kwam er in de ontwikkelde wereld serieus aandacht voor verbetering van de levensomstandigheden van het grootste deel van de bevolking. Riolering, schoon drinkwater, verbeterde medische zorg, grootschalige en geïndustrialiseerde voedselproductie zorgden allen voor een drastische verlaging van bijvoorbeeld kindersterfte en verlenging van de gemiddelde levensverwachting. In de basis allemaal heel positieve ontwikkelingen.

Maar dat ‘arme’ immuunsysteem dat zich in die lange evolutie had ontwikkeld tot een systeem dat veelal heel goed om wist te gaan met de continue prikkelingen van buiten af, had opeens een stuk minder te doen. En als je dan net ook nog erfelijk bepaalde genen krijgt overgedragen, dan zou er zomaar een onbalans kunnen ontstaan in het immuunsysteem, dat gewend was om altijd maar actief te zijn en zich nu ging bezig houden met loze bedreigingen. Voilà, in een notendop de verklaring voor mijn aandoening. Of niet?

Interessant is de theorie zeker, hoewel wetenschappelijk zeker niet onomstreden. We leven ongetwijfeld in een sterielere omgeving en voedselveiligheid hebben we hoog in het vaandel. Maar aan de andere kant zijn we veel beter en sneller in staat om een diagnose te stellen, rennen we met ieder kuchje naar de dokter en is het medicijngebruik (waar onder antibiotica) heel sterk gestegen.
Wat mij in ieder geval zeker lijkt is dat de omstandigheden waar in we nu leven sterk afwijken van die waarin we 100 jaar geleden leefden, laat staan die van 1.000 jaar geleden. En mogelijk ligt hierin een verband met mijn atopisch eczeem.

Wat wij in onze leefomgeving ook nauwelijks meer kennen zijn wormen. En dan niet die wormen die in de grond leven en wij zo nu en dan gebruiken om een vis mee te vangen. Nee, parasitaire wormen die in de mens kunnen overleven. Een bekende is de zandbakworm, of aarsmade, die bij kinderen of gezinnen met jongen kinderen kan voor komen. Andere bekende wormen zijn spoel- en lintworm. 

Aarsmaden, ca. 0,5 - 1 cm


Wat mij interesseert is hoe die beestjes, die we liever kwijt dan rijk zijn, weten te overleven in ons lichaam. Op de een of andere manier zijn ze blijkbaar in staat om ons immuunsysteem voor de gek te houden, anders zou die ze doden en zou het daar mee klaar zijn. Zou een (beperkte) wormbesmetting een in onbalans geraakt immuunsysteem weer in balans kunnen krijgen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten